Houd ik wel genoeg van je?

Houd ik wel genoeg van je als ik tegen je mopper, omdat je jezelf bevuild hebt? Houd ik wel genoeg van je als ik soms wens dat je even weg bent? Houd ik wel genoeg van je als ik je net doe of ik je niet hoor, als je mij roept? Deze vragen heb ik mezelf vaak gesteld. Gelukkig won mijn verstand het steeds van mijn schuldgevoel. Want één van de dingen in mijn leven die ik zeker weet, is dat ik hoteldebotel veel van jou houd. Ik voel dat tot in mijn tenen!

Auteur: Anoniem

Het was vrijdag. Het was vrijdag de veertiende. Waarschijnlijk was het een fout in de jaartelling, want het had een vrijdag de 13e kunnen zijn. Een ongeluksdag, waarop donkere zwarte wolken boven ons hoofd zweefden. Ik had koffie voor je gemaakt, ik had je netjes aangekleed, de televisie voor je aangezet. Het was een drukke week geweest. Ik was met je mee geweest naar drie doktersafspraken, je was grieperig geweest en ook ik was niet helemaal lekker. Ik was moe van de hele week en ik merkte dat ik wat klam aanvoelde. Nadat ik zeker wist dat ik je verzorgd en veilig in de grote fauteuil kon achterlaten, gaf ik mij over aan de algehele malaise die ik voelde. Ik besloot, even voor een half uurtje, op bed te gaan liggen. Ik droomde weg, zag een beeld waarin een auto verongelukte, hoorde een klap, gevolgd door een gil. Ik schrok wakker. Droom en werkelijkheid dansten een paar seconden om elkaar heen. Had ik een klap gehoord? Snel rende ik naar beneden. Daar lag je, op de grond. Je was gevallen en huilde. Ik zakte naast je op mijn knieën en huilde mee.

“Als ik even weg ben, dan kan jij even uitrusten om daarna weer goed voor mij te kunnen zorgen. En ik weet toch dat je niets liever wilt dan dat? Juist omdat je hoteldebotel veel van mij houdt, tot in je tenen!”

Toen je na je val in het ziekenhuis lag, kwam ik thuis tot rust. Ik sliep weer nachten door. Het lukte mij zelfs een boek uit te lezen en een middag met mijn vriendin naar het tuincentrum te gaan. Ik leefde op. Ik miste je thuis ontzettend, maar tegelijkertijd voelde ik mij zó goed. Er werd door de transferverpleegkundige gevraagd of ik het fijn zou vinden als je één keer in de maand een weekend in het zorghotel ging logeren. Er groeide een brok in mijn keel. Houd ik wel genoeg van je, als ik je weghoud uit het huis waarin we samen leven? Houd ik wel genoeg van je als ik wil dat je af en toe bij anderen bent? Ik stelde mijzelf deze vragen. In de antwoorden die ik mijzelf gaf, won mijn schuldgevoel het deze keer van mijn verstand.

Toen ik het voorstel van de transferverpleegkundige met jou besprak, waren het jouw antwoorden die mij overhaalden jou af en toe van huis te laten gaan. Want, sprak je met grote zekerheid : “Als ik even weg ben, dan kan jij even uitrusten om daarna weer goed voor mij te kunnen zorgen. En ik weet toch dat je niets liever wilt dan dat? Juist omdat je hoteldebotel veel van mij houdt, tot in je tenen!”