Draai mobiel voor verbeterde weergave.
Door: Dick Wittenberg

De koelkast zoemt
De kastdeur piept
De leunstoel kraakt
Weer niemand die tegen mij praat
Een zegen dat mijn eigen stem het nog doet
‘Het is al goed, jongen, het is goed’

De radio krijst
De televisie braakt alleen maar waanzin uit
Het mobieltje
dat mijn zoon voor mij gekocht heeft
‘Mooi hè, pa’
zwijgt zo oorverdovend
dat de klokken luiden in mijn kop
Kopen, kopen, niet kijken, niet bellen

Het is halverwege de ochtend
Mijn pillen geslikt
Mijn boterham verorberd
Schoon hemd aangetrokken
Wintertijd
De mevrouw van de Thuiszorg komt pas morgen